From 1 - 10 / 11
  • Op het vaste meetstation worden continue metingen uitgevoerd aan saliniteit en temperatuur met behulp van een EXO-sensor. Deze data wordt verwerkt en als uurlijke data beschikbaar gemaakt, via dataverse applicatie van NIOZ.

  • De orbitaalsnelheid aan de bodem heeft een vergelijkbare invloed als de stroomsnelheid: een hogere snelheid betekent meer dynamiek. Echter, waar hoge stroomsnelheden vooral optreden in de geulen en vooral het gevolg zijn van het getij, komen hoge orbitaalsnelheden aan de bodem juist ook voor in ondiepe gebieden en vooral in meteorologisch dynamische periodes (stormen). Gebieden met hogere orbitaalsnelheden zijn zandiger -slib kan immers niet bezinken en wordt naar elders getransporteerd- en kennen andere biota dan rustiger gebieden. De voor biota optimale orbitaalsnelheid verschilt per soort. Het is belangrijk om te realiseren dat de hier weergegeven representatieve orbitaalsnelheden geen gemeten data betreft maar gebaseerd is op modelbewerkingen die ook gebruikt zijn voor het maken van de huidige ecotopenkaarten. Hier zijn de rms (root-mean-square) orbitaalsnelheden aan de bodem gepresenteerd, bepaald over elk uur in de maand maart 2020. De daarbij gebruikte bodemligging is gelijk aan die in de Ecotopenkaart (opnames tussen 2018-2021 voor de verschillende gebieden) en wijkt daarmee iets af van de Baseline data. Omdat de orbitaalsnelheid niet direct door het SWAN-Kuststrookmodel berekend wordt, is deze per roostercel berekend uit de waterdiepte, de golfamplitude en de golfperiode middels lineaire golftheorie. Hierbij zijn alleen windgolven meegenomen welke dominant zijn in de Waddenzee, niet de swell die vooral een rol speelt op de Noordzee. De hoogste orbitaalsnelheden treden uiteraard op direct zeewaarts van de eilanden. De laagste waarden treden op in de geulen; deze zijn immers diep. Vooral in de westelijke Waddenzee treden op de platen ook wat hogere orbitaalsnelheden op, net als op de Friese kwelders.

  • Deze kaart laat de p05 (dus gedurende 5% van de tijd overschreden) diepte-gemiddelde stroomsnelheden zien, bepaald over twee springtij-doodtij periodes van 3 februari tot 4 maart 2019. Let op: deze kaart betreft modelberekeningen die als input zijn gebruikt voor de Ecotopenkaarten 2022. Voor meer informatie wordt doorverwezen naar de Digitale Systeemrapportage.

  • In deze kaart is de minimum saliniteit bij hoogwater en de variatie op basis van een 3D simulatie over het volledige jaar 2019 weergegeven. Let op: deze kaart betreft modelberekeningen die als input zijn gebruikt voor de Ecotopenkaarten. Voor meer informatie wordt doorverwezen naar de Digitale Systeemrapportage.

  • In deze kaart is de gemiddelde saliniteit bij hoogwater en de variatie op basis van een 3D simulatie over het volledige jaar 2019 weergegeven. Let op: deze kaart betreft modelberekeningen die als input zijn gebruikt voor de Ecotopenkaarten 2022. Voor meer informatie wordt doorverwezen naar de Digitale Systeemrapportage.

  • Het wad komt bij vloed onder water te staan en valt droog bij eb. Een afbakening van het wad is dus afhankelijk van het verloop van eb en vloed. De ruimtelijke en temporele variabiliteit van hoogwater en eb leidt echter tot een groot aantal mogelijke uitbreidingen van watt op dagelijkse, maandelijkse, jaarlijkse of decadale tijdschalen. Deze toch al grote variabiliteit wordt bovendien overschaduwd door de langetermijnverandering in getij en topografie. Gegevensgeneratie / Producten: De ruimtelijke en temporele variabiliteit van eb en vloed leidt tot een verscheidenheid aan mogelijke uitbreidingen van wad op dagelijkse, maandelijkse, jaarlijkse of decadale tijdschalen. Deze toch al grote variabiliteit wordt bovendien overschaduwd door de langetermijnverandering in getij en topografie.  Deze dataset van het TrilaWatt project bevat de topografie van het wad, gebaseerd op jaargemiddelde gegevens van eb en vloed. Op basis hiervan werden de gemiddelde hoog- en laagwaterlijnen en hun vervaging (±25 cm) afgeleid en verstrekt. Het intergetijdengebied is dus het resultaat van de kruising van jaarlijks geïnterpoleerde topografie en jaarlijkse, gemiddelde hoog- en laagwatergegevens van de digitale tweeling. Citaat voor deze dataset (data DOI): Lepper, R., Lorenz, M., Milbradt, P., Pineda, D. (2025)

  • Voor de productie van de ecotopenkaart is bijvoorbeeld de droogvalduurkaart van belang. Uit de droogvalduurkaart wordt o.a. de ondergrens van het intergetijdegebied van 4% droogvalduur bepaald.  Let op: deze kaart betreft modelberekeningen die als input zijn gebruikt voor de Ecotopenkaarten 2021. Voor meer informatie wordt doorverwezen naar de Digitale Systeemrapportage.

  • Deze kaart laat de p50 (dus gedurende 50% van de tijd overschreden) diepte-gemiddelde stroomsnelheden zien, bepaald over twee springtij-doodtij periodes van 3 februari tot 4 maart 2019. Let op: deze kaart betreft modelberekeningen die als input zijn gebruikt voor de Ecotopenkaarten 2022. Voor meer informatie wordt doorverwezen naar de Digitale Systeemrapportage.

  • Het wad komt bij vloed onder water te staan en valt droog bij eb. Een afbakening van het wad is dus afhankelijk van het verloop van eb en vloed. De ruimtelijke en temporele variabiliteit van hoogwater en eb leidt echter tot een groot aantal mogelijke uitbreidingen van watt op dagelijkse, maandelijkse, jaarlijkse of decadale tijdschalen. Deze toch al grote variabiliteit wordt bovendien overschaduwd door de langetermijnverandering in getij en topografie. Gegevensgeneratie / Producten: De ruimtelijke en temporele variabiliteit van eb en vloed leidt tot een verscheidenheid aan mogelijke uitbreidingen van wad op dagelijkse, maandelijkse, jaarlijkse of decadale tijdschalen. Deze toch al grote variabiliteit wordt bovendien overschaduwd door de langetermijnverandering in getij en topografie.  Deze dataset van het TrilaWatt project bevat de topografie van het wad, gebaseerd op jaargemiddelde gegevens van eb en vloed. Op basis hiervan werden de gemiddelde hoog- en laagwaterlijnen en hun vervaging (±25 cm) afgeleid en verstrekt. Het intergetijdengebied is dus het resultaat van de kruising van jaarlijks geïnterpoleerde topografie en jaarlijkse, gemiddelde hoog- en laagwatergegevens van de digitale tweeling. Citaat voor deze dataset (data DOI): Lepper, R., Lorenz, M., Milbradt, P., Pineda, D. (2025)

  • Deze kaart laat de p95 (dus gedurende 95% van de tijd overschreden, vrijwel maximale) diepte-gemiddelde stroomsnelheden zien, bepaald over twee springtij-doodtij periodes van 3 februari tot 4 maart 2019. Let op: deze kaart betreft modelberekeningen die als input zijn gebruikt voor de Ecotopenkaarten 2022. Voor meer informatie wordt doorverwezen naar de Digitale Systeemrapportage.